Voorpublicatie 'Camping Oosthoek'

Boekerij Story

Voorpublicatie 'Camping Oosthoek'...
15 September 2021

Nathalie Pagie (1974) debuteerde in 2013 met De toneelclub. Inmiddels heeft ze vele bestsellers op haar naam staan waaronder haar winterthrillers IJsengel, Noordkaap en Helsinki en de succesvolle Tara en Diego-serie. Ook is ze tweevoudig winnaar van de Thrillzone Award voor Beste Nederlandse Thriller. Op 31 augustus is haar tiende thriller verschenen, die zich geheel afspeelt op eigen bodem: Camping Oosthoek. Hieronder lees je een voorproefje.

Meer informatie over Camping Oosthoek vind je hier: https://www.boekerij.nl/producten/camping-oosthoek-9789022589243

Camping Oosthoek

Het geluid van knerpende voetstappen op het grind maakte haar wakker. Slaapdronken kwam ze overeind en checkte de wekker; het was één minuut over vier. Met gesloten ogen spitste ze haar oren, maar behalve het zachte ruisen van de vitrage die lichtjes in de wind bewoog, hoorde ze niets. Zuchtend zakte ze terug in het kussen, uit ervaring wist ze dat slapen niet meer zou lukken. Ze bleef stil liggen en wachtte tot de machinekamer in werking trad. Dat duurde niet lang: sinds ze kinderen had, waren zorgen en piekeren een tweede natuur geworden. Het was vrijdag, bedacht ze, de laatste schooldag voor de zomervakantie waarnaar ze lang had uitgekeken. Eindelijk rust voor Dean, haar oudste. Zes weken verlost van zijn belagers. Ze gunde het hem zo.

            Plots klonk het geluid opnieuw en nu ging het vergezeld van gedempte stemmen. Ze schoot omhoog, haastte zich naar het openstaande raam en kreeg de schrik van haar leven. Op het grindpad voor haar huis liepen mensen. Zes donkere gedaantes, meer kon ze in het zwakke schijnsel van de maan niet ontwaren. Twee van hen schenen met zaklampen door de voorruit en een derde zat aan het slot van de garagedeur. Verderop, achter het hek, in het licht van een straatlantaarn stonden twee politiewagens geparkeerd en een groot geel gevaarte, een takelwagen? Het zweet brak haar uit. Wat was hier in vredesnaam aan de hand? Nog voor ze kon besluiten wat te doen, werd ze verblind door een fel wit licht. Ze dook omlaag en bleef in paniek op haar hurken zitten, als een klein kind hopend dat de monsters zouden verdwijnen zolang ze zich maar niet liet zien.

            ‘Meneer De Visser?’ De zware stem bezorgde haar kippenvel. Op handen en voeten kroop ze om het bed naar de andere kant om John wakker te maken. Dat hij vast sliep was geen geheim, als puber had hij in de woonwagen al eens door een brandalarm heen geslapen, een verhaal dat elke verjaardag bij haar schoonfamilie weer werd opgerakeld, maar nu moest hij wakker worden, ze had hem nodig.

            ‘John,’ fluisterde ze, terwijl ze haar armen onder het dekbed stak. Verbaasd tastte ze over het matras. Ze kwam omhoog en sloeg het dekbed terug, het bed was leeg. Was hij naar de wc gegaan zonder dat ze het had gemerkt? Dat gebeurde haast nooit, als John eenmaal lag, ging hij er ’s nachts niet meer uit. Zou hij zich niet lekker voelen?

            ‘Meneer De Visser?’ Amper een tel nadat de stem voor de tweede keer had geroepen, werd er op de deurbel gedrukt. De gong echode door de hal over de open trap naar boven. Ze hoorde haar jongste kreunen en ook uit Deans kamer klonk geluid.

            Langzaam liep ze terug naar het raam. Ze trok haar peignoir van het voeteneinde van het bed, sloeg hem om en keek voorzichtig naar buiten. Het felle licht vond haar meteen weer, maar dit keer werd het iets boven haar gericht, zodat ze niet opnieuw verblind werd.

            ‘Ah, mevrouw De Visser, doet u even open.’ Het was geen vraag, eerder een vriendelijk geformuleerd bevel.

            ‘Wat wilt u? Wat doet u hier?’ Ze klonk zekerder dan ze zich voelde.

            ‘Ik ben Nico Verkerk, deurwaarder, en ik heb de politie bij me. We zijn een week later dan aangekondigd, maar u weet precies wat we komen doen, dus geen spelletjes, alstublieft.’ En toen ze niet reageerde: ‘We kunnen onszelf ook binnenlaten, maar dat geeft zo’n rommel en lawaai. Dat wilt u niet.’

            Haar hart ging als een razende tekeer. Wat was dit? En waar was John, verdomme? Ze boog behoedzaam voorover en ving de blik van de man die met zijn hoofd in zijn nek naar haar stond te roepen. Hij was kaal en besnord en zijn beide handen staken in de zakken van een trenchcoat.

            ‘Ik kom.’ Ze rende naar de badkamer, maar daar was niemand. Daarna haastte ze zich de trap af. Een snelle check leerde dat John ook niet in de woonkamer of keuken was. Terug in de hal viste ze haar telefoon uit haar tas aan de kapstok. Geen gemiste oproepen of appjes. Waar hing hij uit? Een bang vermoeden stak de kop op, maar dat drukte ze weg. Na een grote hap lucht trok ze de voordeur open en sloeg ze haar armen resoluut over elkaar. ‘Meneer Verkerk, u schijnt anders te denken, maar ik heb werkelijk geen idee wat u hier midden in de nacht komt doen. En nee, ik speel geen spelletjes.’

            De deurwaarder had vaker met dit bijltje gehakt en herkende de geforceerde klank in de stem van iemand die oplaaiende paniek probeerde te beheersen. Hij glimlachte mild naar de vrouw tegenover hem – lang, slank, donkerblond haar, groene ogen, klassieke uitstraling – en knikte berustend. ‘Mevrouw De Visser, Diana, is het toch? Ik begrijp dat dit voor u geen prettige situatie is, maar dit had voorkomen kunnen worden als u uit eigen beweging was weggegaan.’

            ‘Weggegaan? Waar heeft u het over?’ Ze schrok van een hand op haar schouder en keek om. ‘Juliette, ga maar snel terug naar boven, schatje, deze mensen gaan zo weer weg.’

            ‘Waarom zijn ze hier dan?’ Juliette, Diana’s dochter van dertien, veegde haar lange lokken uit haar gezicht en keek even slaperig als nieuwsgierig naar de mannen in de tuin. Opeens trok ze een mobieltje uit de zak van haar joggingbroek en hield het omhoog om te filmen. ‘Oké, het is dus midden in de nacht en what the fuck doen deze mensen in…’

            Diana duwde de arm met de telefoon naar beneden en boorde haar blik in die van haar dochter. ‘Naar boven, nu.’

            Het meisje zuchtte verontwaardigd en slenterde terug naar de trap.

            Diana zag dat ze halverwege de trap ging zitten en dat Dean en Johnny zich bij haar voegden. Haar hart brak toen ze de pruillip van haar jongste zag en als Juliette hem niet op schoot had getrokken, was ze zelf naar hem toe gerend. Opeens werd ze boos. Ze draaide zich terug en priemde een vinger naar de man die leek te denken dat ze een spel speelde. ‘Luister eens, u vertelt me onmiddellijk wat er aan de hand is, want hier ben ik niet van gediend. U maakt mijn kinderen bang.’

            De vastberadenheid in het gezicht van de deurwaarder maakte plaats voor twijfel. Hij keek langs Diana naar de kinderen op de trap en leek zich geen houding te kunnen geven. Naast hem zette een van de mannen in uniform een stap naar voren. Hij was groot en breed, had een stevige kaaklijn en kraalogen waarmee hij recht door haar heen leek te kijken. Op zijn gezicht was geen spoor van twijfel te bekennen. ‘Mevrouw De Visser, rechercheur Bannink. Waar is uw echtgenoot?’

            Diana slikte. ‘Dat weet ik niet. Niet hier.’ Of de rechercheur haar geloofde, kon ze uit zijn pokerface niet opmaken.

            ‘U weet dat er beslag is gelegd op het huis?’

            ‘Wat?’ Diana staarde in ongeloof naar de twee mannen. ‘Beslag? Nee, dat moet een vergissing zijn. Ik…’

            Deurwaarder Verkerk hield een formulier voor haar neus. ‘Op 17 juni jongstleden heb ik namens de schuldeisende partijen executoriaal beslag gelegd op dit pand met bijbehorend perceel, inclusief de volledige inboedel. Er is proces-verbaal opgemaakt en notariaat Uytdewilligen is ingeschakeld voor de executieveiling, die afgelopen week reeds heeft plaatsgevonden. Dit huis is niet langer in uw bezit en u zult het moeten verlaten. Dat had in feite al gebeurd moeten zijn. U en uw echtgenoot zijn door middel van meerdere brieven volledig van dit proces op de hoogte gesteld.’ Hij liet het papier zakken en zag aan de grote ogen in het wit weggetrokken gezicht van de vrouw voor hem dat ze deze informatie voor het eerst hoorde. ‘U… wist dit niet?’

            Diana kon geen woord uitbrengen. Een executieveiling? Meerdere brieven? Ze schudde haar hoofd en probeerde orde te scheppen in de wervelwind aan vragen en emoties die haar bijna omverblies.

            ‘Wat betreft de ontruiming heeft uw echtgenoot verzocht om een week respijt, tot aan de zomervakantie, om de verhuizing in goede banen te kunnen leiden en daaraan heb ik, bij wijze van uitzondering, gehoor gegeven.’ De deurwaarder staarde nog steeds naar de kinderen op de trap. Het jochie had zich nu aan zijn zus vastgeklampt en ook de grotere jongen leek doodsbenauwd. Met moeite verlegde hij zijn aandacht naar Diana. ‘Die geste wilde ik maken, omdat er jonge kinderen in het spel zijn. Op deze manier hebben ze hun schooljaar op een normale manier kunnen afronden.’

            De laatste zinnen ontgingen Diana, alsof haar oren dienst weigerden nadat het woord ‘verhuizing’ was gevallen. Haar hart sloeg ervan over. ‘Verhuizing?’

            ‘Correct.’ Rechercheur Bannink keek op zijn horloge. ‘U dient dit huis onmiddellijk te verlaten, zoals de deurwaarder zei: het is niet langer uw eigendom.’

            Diana moest zich vastgrijpen aan de deurpost om te blijven staan. Het leek of alle kracht uit haar benen wegvloeide. ‘Van wie is het dan wel?’

            ‘Er zijn meerdere schuldeisers, maar de Belastingdienst is verreweg de grootste,’ zei Verkerk. ‘Deze partij zag zich, gezien de hoogte van de oplopende schuld, genoodzaakt tot beslaglegging over te gaan.’ De deurwaarder trok een zorgelijke blik. ‘Heeft u familie bij wie u terechtkunt? Als u het op prijs stelt, kan ik u en de kinderen laten brengen. De bmw en suv mag u niet meer gebruiken, ben ik bang, daarop is ook beslag gelegd.’ Hij wees achter zich naar de politiewagens. ‘Een van de agenten wil vast even rijden, mits het niet te ver uit de buurt is.’

            Diana zweeg. Ze had haar hoofd gebogen en dacht koortsachtig na. Hoewel de emoties de overhand namen, liet haar verstand haar niet in de steek. Als echtscheidingsadvocaat had ze weinig met beslagleggingen te maken gehad, maar ze wist genoeg om op te merken dat dit circus in haar tuin geen standaardprocedure kon zijn. Toen ze opkeek, richtte ze zich enkel tot de rechercheur. ‘Waarom is de politie aanwezig? En waarom staat u hier voor dag en dauw? Dat is niet gebruikelijk bij een beslaglegging.’

            Bart Bannink klemde zijn kaken op elkaar en dacht kort na voordat hij antwoord gaf. ‘Vanwege de… nevenactiviteiten van uw man.’

            ‘Wat bedoelt u?’ bitste Diana. ‘John is aannemer.’

            ‘Ja, dat is hij óók.’ De rechercheur hield Diana’s blik gevangen. ‘Wij houden John de Visser al een tijdje in de gaten en hebben reden om aan te nemen dat hij zich in zaken mengt die, laten we zeggen, het daglicht niet kunnen verdragen.’ Hij trok een wenkbrauw omhoog en keek quasi-onschuldig. ‘Misschien schort er wat aan uw onderlinge communicatie en heeft hij u niets verteld over zijn schulden en de beslaglegging, maar u weet natuurlijk best waarmee John en zijn vriendjes hun geld verdienen.’ Hij wees op de villa. ‘Het heeft uw gezin geen windeieren gelegd.’

            ‘Luister,’ zei de deurwaarder, na een beklemmende stilte waarin Diana de rechercheur had aangekeken alsof ze hem ter plekke wilde villen, ‘de politie assisteert vaker op adressen van bewoners met een strafblad, maar hun inzet lijkt me in dit geval onnodig. Uw echtgenoot is niet thuis en u werkt rustig mee. Dat is voor iedereen het beste, vooral voor de kinderen. Mevrouw, pakt u wat spullen bij elkaar, het hoognodige: ondergoed, tandenborstels, de paspoorten. Dan wacht ik even met de ontruiming, zeg twintig minuten, de opslagcontainer is er toch nog niet. Akkoord?’

            Diana wreef door haar ogen om opkomende tranen te bedwingen en knikte. Ze was bang, boos en begreep nog steeds geen snars van wat er gebeurde. Een deel van haar wilde niets liever dan het op een krijsen zetten, maar dat kon ze de kinderen niet aandoen. Ze moest sterk blijven. Het hoofd koel houden, haar boeltje pakken en weggaan, leek voor nu de beste optie. Zodra ze haar drietal ergens had gestald, kon ze John gaan zoeken en actie ondernemen om dit absurde misverstand de wereld uit te helpen. Net voor ze zich omdraaide, ving ze de blik van rechercheur Bannink en schrok ze opnieuw. Hij loerde naar haar als een hyena naar een prooi. Ze stapte achteruit en gooide met een klap de deur in het slot.

Andere stories van Boekerij

9 months 5 days

Er staat een nieuwe aflevering van de Best of Thrillers podcast online met als speciale gast Javier Castillo.

9 months 5 days

Er staat een nieuwe aflevering van de Best of Thrillers podcast online met als speciale gast Javier Castillo.

10 months 1 week

Onlangs verscheen Kleinste kwaad, het tweede boek van Floris Kleijne.

26 March 2018